Teylers Stichting Procedure en beoordeling Prijs Prijsvraag 2023 Prijsvraag 2022 Prijsvraag 2021 Bekroonde Prijsvragen Gesloten Prijsvragen

Prijsvragen Teylers Tweede Genootschap

Procedure en beoordeling

  • Om voor beoordeling van een prijsvraag in jaar n in aanmerking te komen dienen de antwoorden schriftelijk in viervoud te worden ingezonden op een zodanig tijdstip, dat deze vóór 1 januari in het jaar (n+3), in het bezit zijn van Directeuren van Teylers Stichting, Spaarne 16, 2011 CH Haarlem. Antwoorden die na die datum binnengekomen zijn zullen niet in behandeling worden genomen.
  • De antwoorden moeten in het Nederlands, Frans, Duits of Engels zijn gesteld.
  • Ingevolge de bepalingen van Teylers testament mogen zij niet de naam van de auteur vermelden. Zij moeten slechts met een spreuk zijn ondertekend. Bij de inzending dient een verzegeld couvert te zijn ingesloten, met dezelfde spreuk als opschrift en bevattende naam en adres van de schrijver.
  • Opdat de inzenders niet langer dan nodig is in het onzekere blijven van de uitslag van de beoordeling, indien deze niet tot bekroning heeft geleid, dient men, behalve het verzegeld couvert, nog een open couvert toe te voegen, bevattende de naam van een vertrouwenspersoon, met volledig adres, tot wie de Stichting zich eventueel door correspondentie kan wenden.

De beoordeling vindt plaats door Teylers Tweede Genootschap, dat binnen vier maanden na de uiterste inleverdatum een voorstel omtrent bekroning zal doen aan Directeuren van Teylers Stichting. Dezen beslissen daarover binnen een maand; hun beslissing is onherroepelijk. Alle deelnemers aan de prijsvraag zullen direct daarna van de beslissing op de hoogte worden gebracht.

testament

Het testament van Pieter Teyler

bestuur

Het eerste bestuur van Teylers Stichting

Prijs en publicatie

De prijs bestaat uit een gouden erepenning, geslagen op de stempels van het Tweede Genootschap. Deze penning zal tijdens een bijzondere bijeenkomst in Teylers Museum aan de bekroonde inzender(s) worden uitgereikt. Van deze gelegenheid zullen vakbladen en pers, eventueel ook andere belanghebbende personen en instanties, tijdig worden verwittigd.

De bekroonde inzending zal door de auteur zelf worden gepubliceerd, onder vermelding van de bekroning door Teylers Stichting. Stichting en Genootschap kunnen overwegen hierbij behulpzaam te zijn.

ovalezaal

De ovale zaal

Prijsvraag voor het jaar 2022

Gevraagd wordt: een studie over de spanning tussen crisisbeheersing en crisisbeleving, toegepast op een onderwerp uit de Nederlandse geschiedenis (Middeleeuwen tot heden).

Toelichting

De afgelopen tijd is er veel over het fenomeen crisis gezegd en geschreven. Wie een zoektocht uitvoert met behulp van google of lexisnexis zal zien dat de crisisterminologie de afgelopen decennia alleen maar is toegenomen in frequentie. Of het nu gaat om de bankencrisis, opvangcrisis, coronacrisis, klimaatgerelateerde crises, of zelfs de Schipholcrisis – crises en de beleving daarvan zijn niet meer weg te denken uit het publieke debat. Er worden steeds meer middelen en menskracht voor de beheersing van crises ingezet, en de overheid heeft nog nooit zoveel geld aan crisisbeheersing en compensatie besteed als de laatste jaren. Denk maar aan de 85 miljard alleen al in 2020 en 2021 aan compensatiemaatregelen voor corona-gerelateerde schade. Tegelijkertijd neemt de onvrede en het wantrouwen niet af, wat ertoe leidt dat er een kloof is ontstaan tussen inspanningen voor crisisbeheersing enerzijds en beleving en besef van crises anderzijds. (Zie onder meer Bastiaan Rijpkema, ‘Crisiskloof’, De Groene Amsterdammer, 12 oktober 2022; Beatrice de Graaf, Crisis! (Amsterdam 2022).)

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de prijsvraag leidt tot een verhandeling over crisismanagement. Een zuiver bestuurskundige, theoretische studie over wat crises zijn en wat een goede vorm van crisisbeheersing zou moeten zijn is evenmin de bedoeling. Het wordt op prijs gesteld als er op empirische basis (een casus, of een ontwikkeling in de tijd, bijvoorbeeld over het rampjaar 1672, de Leidse kruitramp, de cholera in de negentiende eeuw, of het verzet tegen vaccinaties in de negentiende en twintigste eeuw) een analyse wordt gemaakt van de bovengenoemde spanning tussen crisisbeheersing en crisisbesef. Aangesloten kan worden bij historische crisisstudies, bij zogeheten ‘disaster studies’, of het werk van Lotte Jensen over rampen, waarbij het wel wordt aanbevolen om het casusgerichte of empirische onderzoek te koppelen aan een theoretische of vergelijkende insteek. De casus of empirie kan dieper in het verleden gesitueerd zijn (vanaf de Middeleeuwen), maar ook studies die de lijnen doortrekken vanuit de meer recente geschiedenis naar het heden mogen ingediend worden.

Beantwoordingsvorm

Het antwoord kan bestaan uit: 1. Een langere studie in de vorm van een voor publicatie gereed geschrift. Indien een dissertatie deel uitmaakt van de inzending, geldt de promotiedatum als publicatiedatum. 2. Een of meerdere publicaties (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2025 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is), vergezeld van een voor de gelegenheid van de prijsvraag geschreven stuk dat nog niet is gepubliceerd en dat de eerdere publicaties in een ruimer wetenschappelijk kader plaatst.

Documenten

koepel

De koepel

Prijsvraag voor het jaar 2023

Gevraagd wordt: een studie over hoe de Middeleeuwen en/of de Gouden Eeuw sinds 1800 worden gerepresenteerd in de literatuur en cultuur van de Nederlanden.

Toelichting

In de Romantiek groeide de belangstelling voor de Middeleeuwen in de ons omringende landen, zowel in wetenschappelijk opzicht als literair en cultureel. De Middeleeuwen waren in de Vroegmoderne Tijd nooit helemaal weggeweest, maar vanaf omstreeks 1800 was er duidelijk sprake van een groeiende interesse. Ook Nederland en Vlaanderen haakten aan bij deze nieuwe oriëntatie op het verleden. Bijzonder was dat in Nederland niet alleen belangstelling ontstond voor de Middeleeuwen, maar dat ook de Gouden Eeuw zich in een groeiende, nationalistische interesse mocht verheugen: de aanduiding 'Gouden Eeuw' werd in de vroege negentiende eeuw gemunt.

Dit alles was niet slechts een academische kwestie. In haar boek Historiezucht (2013) stelt Marita Mathijsen dat kennis van het verleden in de negentiende eeuw gedemocratiseerd raakte. Literatoren kozen met grote regelmaat voor een historische inkleding om een zich snel uitbreidende lezersschare vertrouwd te maken met eerdere fasen uit de nationale geschiedenis. Ook andere kunstenaars, alsmede maatschappelijke instellingen haakten in op deze groeiende historische belangstelling.

Het gebrek aan een dergelijke positieve belangstelling in onze tijd staat daarmee in schril contrast. Tegenwoordig wordt weliswaar nog altijd verwezen naar beide tijdvakken in de literatuur en cultuur van Nederland en Vlaanderen, maar daarbij dient te worden opgemerkt dat de aanduiding 'Gouden Eeuw' onder invloed van de postkoloniale discussie thans door menigeen als ongewenst wordt beschouwd. We leven in een tijd waarin wordt gediscussieerd over het al dan niet laten staan van sommige standbeelden in de openbare ruimte, maar waarin anderszins de VOC-mentaliteit wordt aangeprezen in de Tweede Kamer. De Middeleeuwen zijn op een andere manier problematisch, omdat deze periode door velen overwegend als 'achterlijk', 'onbeschaafd' en 'gewelddadig' wordt beschouwd en soms als denigrerend stempel wordt gebruikt ('middeleeuwse toestanden') om er andere groepen en culturen mee te karakteriseren. Daar staat weer tegenover dat de jongere generatie verknocht is aan fantasy en computergames die veelal op het middeleeuwse verleden zijn geïnspireerd.

Het verleden laat ouderen en jongeren kortom niet onberoerd. Maar wat zijn dat voor historische referenties waardoor we omringd worden en hoe verhouden we ons ertoe? Wat zijn de achtergronden, de ideeën en veronderstellingen, van de (veranderende) omgang met het middeleeuwse en zeventiende-eeuwse verleden en hoe komen die tot uitdrukking in de literatuur en cultuur van de Nederlanden? Met deze prijsvraag proberen we beide tijdvakken en de representatie ervan weer hoger op de agenda te krijgen.

Hoofdvraag: Hoe veranderde de representatie van de Middeleeuwen en/of de Gouden Eeuw in de Nederlandse en/of Vlaamse literatuur en cultuur gedurende de achterliggende ruim tweehonderd jaar en welke verschuivende ideeën en veronderstellingen liggen daaraan ten grondslag?

De inzending richt zich op Nederlandse en/of Vlaamse literaire en culturele representaties van de Middeleeuwen en/of de Gouden Eeuw in de periode van 1800 tot heden. De aandacht voor beide tijdvakken mag afzonderlijk worden besproken, maar bij voorkeur in onderlinge samenhang. De Nederlandse en Vlaamse literatuur en cultuur bestaat niet in een vacuüm en verdient daarom in verband te worden gebracht met verschijnselen in uiteenlopende media en met de internationale context of culturele producten van elders die aanwezig zijn in de Nederlandse en Vlaamse cultuur. Eerder dan aan het formuleren van abstracte grote lijnen wordt gedacht aan de uitwerking van een of enkele casus, die het puur beschrijvende overstijgt door te werken vanuit een theoretische of vergelijkende insteek.

Beantwoordingsvorm

Het antwoord kan bestaan uit: 1. Een langere studie in de vorm van een voor publicatie gereed geschrift. Indien een dissertatie deel uitmaakt van de inzending, geldt de promotiedatum als publicatiedatum. 2. Een of meerdere publicaties (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2025 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is), vergezeld van een voor de gelegenheid van de prijsvraag geschreven stuk dat nog niet is gepubliceerd en dat de eerdere publicaties in een ruimer wetenschappelijk kader plaatst.

Documenten

koepel

De koepel

penning

De gouden penning

Bekroonde prijsvraag voor het jaar 2017

In 2020 is de prijsvraag van prof. dr. Louise Vet, oud-directeur Nederlands Instituut voor Ecologie en buitengewoon hoogleraar evolutionaire ecologie aan Wageningen Universiteit en lid van Teylers Tweede Genootschap, uit 2017, geformuleerd met de titel: “Gevraagd wordt: een kritische studie naar het optimaliseren van duurzame multifunctionaliteit van bodems” bekroond met een gouden penning. De leden van het Tweede Genootschap en Directeuren van Teylers Stichting hebben op 5 november 2021 een gouden penning toegekend aan de inzending van Dr. Emilia Hannula en Dr. Elly Morriën onder het motto “Werken en feesten vormt schoone geesten”.

penning

De gouden penning

Bekroonde prijsvraag voor het jaar 2015

In 2018 is de prijsvraag van prof. dr. Niek van Sas, hoogleraar geschiedenis na 1750, Universiteit van Amsterdam en lid van Teylers Tweede Genootschap, uit 2015, geformuleerd met de titel: “Gevraagd wordt: een studie op het terrein van de emotie-geschiedenis, toegepast op een onderwerp uit de Nederlandse geschiedenis (Middeleeuwen tot heden)” bekroond met een gouden penning. De leden van het Tweede Genootschap en Directeuren van Teylers Stichting hebben op 28 september 2018 een gouden penning toegekend aan de inzending van Dr. Olga van Marion en Timothy Vergeer M.A. onder het motto “het zien gaat voor het zeggen” met de begeleidende teksten “De ‘History of Emotions’ in het Nederlandstalige toneel van de zeventiende eeuw”, “Woelen en kroelen op het toneel: ongewenst?”, “Gezongen emoties. Toneelliederen in Rodenburghs Vrou Iacoba bij de opening van de nieuwe Schouwburg”, “Spain’s dramatic conquest of the Dutch Republic. Rodenburgh as a literary mediator of Spanish theatre”, “Vrouwenmoord in Vondels Gysbreght.”.

penning

De gouden penning

Bekroonde prijsvraag voor het jaar 2013

In 2016 is de prijsvraag van prof. dr. F. van Lunteren, hoogleraar Geschiedenis van de Natuurwetenschappen te Amsterdam en Leiden en lid van Teylers Tweede Genootschap, uit 2013, geformuleerd met de titel: “gevraagd wordt: een historische studie die illustreert hoe onderzoek naar natuurwetenschappelijke collecties bij kan dragen aan inzicht in de vorming, circulatie en consumptie van kennis” bekroond met een gouden en zilveren penning.
De leden van het Tweede Genootschap en Directeuren van Teylers Stichting hebben op 9 december 2016 een gouden penning toegekend aan de inzending van dr. Martin Weiss “The Masses and the Muses. A History of Teylers Museum in the Nineteenth Century”met de begeleidende teksten “A ‘Complete’ History of Collections” en “A History of Science and Medicine Library”.
De inzending van dr. Hieke Huistra “Preparations on the move. The Leiden Anatomical Collections in the Nineteenth Century” met de verbindende tekst “Collection Matters: How Objects and Collections Shape Scientific Practices” is bekroond met een zilveren penning.

penning

De gouden penning

Prijsvraag voor het jaar 2021 (gesloten)

Gevraagd wordt: een oorspronkelijke studie naar het belang van beeldmateriaal voor de ontwikkeling van wetenschapsgebieden en/of de maatschappij, met aandacht voor de invloed die dergelijk beeldmateriaal heeft op de geloofwaardigheid van daarmee gepaard gaande kennisaanspraken (‘zien is geloven’).

Toelichting

De illustratieve kracht of overtuigingskracht van beelden herkennen we niet alleen in vrijwel alle wetenschapsgebieden, maar ook in de kunsten, berichtgeving en maatschappelijke ontwikkelingen. Het gebruik van beeldmateriaal, en de laatste eeuw met name ook van foto's en film, heeft een enorme vlucht genomen, maar is de afgelopen jaren in een nieuwe fase gekomen nu beelden digitaal bewerkt en daarmee gemanipuleerd kunnen worden.

Astronomische ontdekkingen werden tot de eerste helft van de vorige eeuw vrijwel allemaal met optische kijkers gedaan, microbiologie ontstond als vak als gevolg van de ontwikkeling van de microscoop, en röntgenfoto's hebben het mogelijk gemaakt door het menselijk lichaam heen te kijken. Niet alleen visuele observaties maar ook demonstraties zijn cruciaal geweest in de ontwikkeling van de bètamedische wetenschap en de geneeskunde - de instrumenten in Teylers Museum getuigen van de kracht van het beeld voor ontdekkingen en demonstraties.

Modern onderzoek gebeurt inmiddels echter veelal met technieken die geen ‘beeld’ opleveren, maar die onderzoekers wel tot een op een foto lijkend beeld bewerken of vertalen. Dit geldt niet alleen voor veel astronomische observaties (inclusief de recente iconische ‘foto’ van een zwart gat, die een bewerking is van wat gemeten is met elektromagnetische golven van 1-2 mm), maar ook voor tal van natuurwetenschappelijke of biomedische waarnemingen op de schaal van atomen of biologische cellen. Animatiefilmpjes over dynamische processen op schalen die we niet direct kunnen waarnemen, van de biologische processen op de schaal van de cel tot het samensmelten van zwarte gaten, spelen in toenemende mate een rol. Naast deze enorme ontwikkeling in onomstreden onderzoek is beeldbewerking ook in toenemende mate in het geding bij fraudezaken in de bètamedische wetenschap: waar ligt de grens tussen beeldverwerking van wetenschappelijke gegevens en wetenschapsfraude? Wat betekent dit voor het maatschappelijk draagvlak voor de wetenschap?

De kracht van beelden zien we uiteraard ook overal in de sociale en geesteswetenschappen en is nauw verweven met kunst. Beelden ondersteunen niet alleen een betoog of een wetenschappelijke verhandeling, maar voeden ook de verbeeldingskracht of kunnen ingezet worden om godsdienstige of nationalistische gevoelens te versterken. Zo werden in middeleeuwse afbeeldingen van visioenen innerlijke beelden van het mystieke proces - die voor anderen dan degene die ze ‘ziet’ onzichtbaar zijn - voor anderen zichtbaar gemaakt in de vorm van miniaturen en tabellen met begeleidende teksten. Ook de esthetische en emotionele beleving van veel kunst is nauw verweven met het beeld dat wordt opgeroepen - de kunstcollectie van Teylers Museum bevat hiervan voorbeelden te over.

In de hedendaagse journalistiek, media en politiek is de inzet van beelden nauwelijks meer weg te denken, terwijl in moderne hybride films opnames van feitelijke gebeurtenissen bijna niet meer te onderscheiden zijn van wat met animaties is toegevoegd.

Op alle vlakken lijken zowel wetenschap als maatschappij in een nieuwe fase te komen door de technische mogelijkheden die massale beeldbewerking en kunstmatige intelligentie bieden om heel echt lijkende ‘fake’ foto's en filmpjes van personen te maken: de grens tussen werkelijkheid en nep van visuele observaties vervaagt, en daarmee wordt de drempel om een eigen virtuele waarheid te creëren steeds lager. Wat betekent het als iedereen in zijn eigen werkelijkheid leeft en alleen in zijn eigen waarheid gelooft, mede als gevolg van gemanipuleerde beelden?

Gevraagd wordt een oorspronkelijke kritische studie over deze ontwikkeling van de kracht van het beeld. Een alles overkoepelende studie wordt niet gevraagd: het volstaat om één of enkele van de genoemde invalshoeken te kiezen. De studie dient tenminste ook aandacht te besteden aan de ontwikkelingen van de laatste decennia in een of meer wetenschapsgebieden.

Beantwoordingsvorm

Het antwoord kan bestaan uit een langere studie in de vorm van een voor publicatie gereed geschrift of uit een aantal publicaties (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2024 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is), vergezeld van een voor de gelegenheid van de prijsvraag geschreven stuk dat nog niet is gepubliceerd en dat de eerdere publicaties in een ruimer wetenschappelijk kader plaatst.

Documenten

koepel

De koepel

Prijsvraag voor het jaar 2020 (gesloten)

Gevraagd wordt: een oorspronkelijke studie waarin de wisselwerking tussen enerzijds de natuurwetenschappen en anderzijds de geesteswetenschappen wordt geïllustreerd en geanalyseerd aan de hand van een of enkele concrete voorbeelden.

Toelichting

In zijn klassiek geworden Rede Lecture van 1959 analyseerde de Britse schrijver en fysicus Charles Percy Snow de door hem gesignaleerde - en betreurde - kloof tussen de geesteswetenschappen en de natuurwetenschappen. Vertegenwoordigers van deze twee cultuurdomeinen leefden volgens hem in verschillende werelden en dat gegeven bemoeilijkte de onderlinge communicatie, vereist voor de aanpak van tal van maatschappelijke problemen. Het onderscheid tussen beide vormen van kennis kent een lange voorgeschiedenis. De studia humanitatis onderscheidde zich reeds in de vroegmoderne tijd van de studie der natuur en de daaraan verwante wiskundige wetenschappen. Dit onderscheid werd verankerd in instituties als de zeventiende-eeuwse Académie Française en de Académie Royale des Sciences. Meer recent heeft een voortschrijdend proces van specialisatie binnen de wetenschap het steeds moeilijker gemaakt voor geleerden om op beide terreinen betekenisvolle bijdragen te leveren.

Dit alles neemt niet weg dat er in het verleden altijd bruggen hebben bestaan tussen beide kennisdomeinen, die beïnvloeding over en weer hebben gefaciliteerd of bewerkstelligd. In het voetspoor van Anthony Grafton hebben tal van historici gewezen op het onloochenbare verband tussen humanisme en natuuronderzoek in de vroegmoderne tijd. Meer recent kan worden gedacht aan de invloed van Noah Chomsky's taalkundige werk op de formulering van computertalen. Maar dit soort voorbeelden zijn betrekkelijk schaars. De meeste kennis- en wetenschapshistorici zijn meer gericht op de politieke, sociale, economische, religieuze of - in bredere zin - culturele context waarbinnen zich de bestudeerde natuurwetenschappelijke of geesteswetenschappelijke ontwikkelingen voltrokken, dan op directe invloeden van het ene kennisdomein op het andere.

De prijs zal worden toegekend aan een oorspronkelijke studie die bijdraagt aan ons inzicht in de wisselwerking tussen de natuurwetenschappen en de geesteswetenschappen gedurende de periode na 1700. Daarbij kan het zowel gaan om een invloed op conceptueel of methodisch gebied van de geesteswetenschappen op de natuurwetenschappen als vice versa. Deze invloeden dienen te worden geïllustreerd aan de hand van concrete voorbeelden, liefst gekoppeld aan een analyse die de betreffende casuïstiek overstijgt. Ook kan worden gedacht aan een meer synthetische studie die licht werpt op dat wat beide kennisdomeinen met elkaar verbindt in plaats van scheidt.

Beantwoordingsvorm

Het antwoord kan bestaan uit een langere studie in de vorm van een voor publicatie gereed geschrift of uit een aantal publicaties (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2023 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is), vergezeld van een voor de gelegenheid van de prijsvraag geschreven stuk dat nog niet is gepubliceerd en dat de eerdere publicaties in een ruimer wetenschappelijk kader plaatst.

Documenten

koepel

De koepel

Prijsvraag voor het jaar 2019 (gesloten)

Gevraagd wordt: een studie over de samenloop van technische vernieuwing en artistieke ontwikkeling in het werk van vroegmoderne stempelsnijders annex medailleurs, waarin aandacht wordt besteed aan ambachtelijke aspecten die van invloed zijn op de fysieke en visuele vormgeving van hun munten en penningen.

Toelichting

In het Westerse cultuurgebied waren munten millennia lang een handmatig vervaardigd massaproduct. Via stempels werden op een blanco muntplaatje met de hamer voorstellingen 'geslagen', waardoor het eindresultaat vaak onregelmatig van vorm was. Vanaf de zestiende eeuw werd geleidelijk aan gemechaniseerd. Veranderingen in de wijze van vervaardiging kwamen onder andere ten goede aan de uniformiteit van de producten en dat was weer in het publieke belang: het vergemakkelijkte het onderscheiden van echte geldstukken van de imitaties en vervalsingen die óók in omloop waren. De tendens in het streven naar gelijkmatigheid is eveneens te bespeuren bij de vervaardiging van penningen. Hier is de maker doorgaans vrijer in de keuze van materiaal, vorm, vormgeving en voorstelling, maar het streven naar artistieke perfectie heeft een vergelijkbare uitwerking. Daarnaast is zeker ook van belang dat in de vroegmoderne tijd het vaak dezelfde personen waren die de stempels voor penningen én munten maakten.

Bij nader onderzoek ligt vergelijking van materiaal uit die twee numismatische categorieën voor de hand, maar door voortgaande specialisatie is nog slechts zelden sprake van een geïntegreerde aanpak. Inzake penningen verschoof de aandacht meer en meer naar de (persoonlijkheid van de) kunstenaar, en bij munten kwam de nadruk vooral te liggen op de rol van het object in het economische verkeer. Zo raakte de ambachtelijke kant van het artistieke werk van één en dezelfde stempelsnijder op de achtergrond waardoor technische overeenkomsten en verschillen minder gemakkelijk opgemerkt worden, met uiteenlopende beoordelingen en onvolledige of onjuiste toeschrijvingen tot gevolg.

Een 'vernieuwer' maakt soms gebruik van vernieuwingen die strikt genomen buiten zijn kerncompetentie als graveur liggen, maar die hij wel kan inzetten voor het naar een hoger niveau tillen van zijn eigen werk - in artistiek, technisch en economisch opzicht. In zestiende- en zeventiende-eeuws West-Europa springen enkele zeer begaafde 'vormgevers' van munten en penningen - als Briot, Varin, Simon, Adolphi, Roettiers - in het oog en het lijkt een boeiende exercitie om na te gaan welke rol technische vernieuwingen speelden bij hun artistieke opkomst, dan wel omgekeerd: of zij misschien vanwege hun kwaliteiten als graveur betrokken raakten bij verdere technische perfectionering van het product munt of penning.

De gevraagde studie kan bestaan uit een vergelijking van het werk van diverse zestiende- en zeventiende-eeuwse medailleurs uit West-Europa. Ook kan gekozen worden voor een andere opzet, waarin het gevraagde de vorm aanneemt van een meer diepgaande interpretatie van het oeuvre van één of enkele stempelsnijder(s) betrokken bij de productie van munten én penningen.

Beantwoordingsvorm

Het antwoord kan bestaan uit een langere studie in de vorm van een voor publicatie gereed geschrift of uit een aantal publicaties (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2022 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is), vergezeld van een voor de gelegenheid van de prijsvraag geschreven stuk dat nog niet is gepubliceerd en dat de eerdere publicaties in een ruimer wetenschappelijk kader plaatst.

Documenten

koepel

De koepel

Prijsvraag voor het jaar 2018 (gesloten)

Gevraagd wordt: een oorspronkelijke studie waarin gedemonstreerd wordt hoe prenten werden verspreid, gebruikt en gewaardeerd.

Toelichting

Toen de prentkunst in de tweede helft van de vijftiende eeuw ontstond, was het een revolutionair medium. Prenten konden in grote aantallen worden afgedrukt – tot in de honderdtallen. Daarmee was de prentkunst een massamedium avant la lettre, want met behulp van de drukpers was het voor het eerst mogelijk om relatief goedkope voorstellingen te produceren die beschikbaar waren voor een tamelijk breed publiek. Terwijl de vroegste prentmakers alle stappen in het productieproces en de distributie van prenten in eigen hand hielden, vond in de loop van de zestiende eeuw een vergaande arbeidsverdeling plaats, waarbij een prentenontwerper, graveur en drukker/uitgever nauw samenwerkten. Vooral de rol van de drukker/uitgever was daarbij groot. Hij vormde de spil van het prentenbedrijf die alle betrokken partijen samenbracht én de financiële risico’s droeg. De vroegste drukkerscentra bevonden zich in Zuid-Duitsland en Italië; vanaf de zestiende eeuw werd Antwerpen een belangrijk centrum voor prentenproductie. De allereerste prenten (veelal houtsneden) hadden vaak een devotionele functie en werden voornamelijk lokaal verkocht. Prenten werden echter al snel geliefd vanwege hun esthetische functie. Ze vonden hun weg door heel Europa en leenden zich daarom uitstekend voor de verspreiding van nieuwe stijlen, thema’s en motieven. Ook konden prenten dienen als propagandamiddel of nieuwsvoorziening, bijvoorbeeld wanneer in allegorische voorstellingen opvattingen over religie, politiek of moraal tot uitdrukking werden gebracht.
De laatste decennia is het kunsthistorisch onderzoek naar de productie van prenten sterk toegenomen, zowel nationaal als internationaal, waardoor onze kennis over dit medium aanzienlijk is vergroot. Er verschenen studies over zestiende- en zeventiende-eeuwse prentenuitgevers in Antwerpen, Haarlem, Den Haag, Keulen en Utrecht. Daarnaast waren er publicaties over de vijftiende-eeuwse houtsnede, over Amsterdamse prentmakers en uitgevers in de Gouden Eeuw, over grafische technieken in de vroegmoderne tijd en over zogenoemde ‘afzetters’, die er hun beroep van maakten prenten handmatig in te kleuren in opdracht van uitgevers of verzamelaars.
Tegelijkertijd groeide onder kunsthistorici de belangstelling voor de geschiedenis van prentenverzamelingen en voor de uiteenlopende functies die prenten konden vervullen. Dit kwam bijvoorbeeld tot uitdrukking in de bundel Collecting Prints and Drawings in Europe, c. 1500-1750 (2003) en op de tentoonstelling Prenten in de Gouden eeuw. Van kunst tot kastpapier in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam in 2006. Hoewel de grote lijnen in dit onderzoeksgebied zijn uitgezet en algemeen bekend is dat prenten vele functies konden vervullen – van verzamelobject tot verpakkingsmateriaal – is er juist vanwege de enorme prentproductie in de vroegmoderne tijd nog lang niet volledig in kaart gebracht hoe prenten werden gedistribueerd en functioneerden.

De prijs kan daarom worden toegekend aan een oorspronkelijke studie die bijdraagt aan onze kennis over de verspreiding, het gebruik en de waardering van prenten. Dit kan bijvoorbeeld een studie zijn over de prentenhandel, over het verzamelen van prenten, over het gebruik van prenten door kunstenaars en bouwmeesters, of over de functie van prenten bij de verspreiding van wetenschappelijke kennis of politieke of religieuze ideeën.
De studie kan een periode beslaan tussen circa 1450 en 1800, met het accent op de Noordelijke- of Zuidelijke Nederlanden. Het kan daarbij gaan om één of meerdere casus, of om een meer samenvattende studie die de problematiek van het onderwerp belicht.

Beantwoordingsvorm

Het antwoord kan bestaan uit een langere studie in de vorm van een voor publicatie gereed geschrift of uit een aantal publicaties (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2021 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is), vergezeld van een voor de gelegenheid van de prijsvraag geschreven stuk dat nog niet is gepubliceerd en dat de eerdere publicaties in een ruimer wetenschappelijk kader plaatst.

Documenten

koepel

De koepel

Prijsvraag voor het jaar 2017 (gesloten)

Gevraagd wordt: een kritische studie naar het optimaliseren van duurzame multifunctionaliteit van bodems.

Toelichting

Bodemleven vormt het fundament onder ons bestaan, doordat het belangrijke ecosysteem-diensten levert. Het bodemleven heeft meerdere functies. Het maakt bijvoorbeeld voedingsstoffen uit organisch materiaal beschikbaar voor plantengroei, onderdrukt ziekten en plagen, zorgt voor een geschikte bodemstructuur en watervasthoudend vermogen, voorkomt erosie, zorgt dat drink- en oppervlaktewater schoon zijn en kan klimaatverandering afremmen door koolstof vast te leggen. Deze multifunctionaliteit vormt daarmee niet alleen de basis voor voedselketens in natuurlijke systemen, maar ook voor de landbouw en het functioneren van urbane systemen.

Het is daarom van cruciaal belang dat we zorgen dat de bodem gezond blijft, en dat we niet slechts één functie maximaliseren, zoals de productie van voedsel en biomassa, ten koste van andere functies, maar dat we al die verschillende functies, oftewel de diversiteit aan ecosysteemdiensten die de bodem levert, optimaliseren. Bij de huidige agroproductiesystemen is er duidelijke een spanning op dit gebied. Voor duurzame agrarische productie is het van cruciaal belang dat we deze multifunctionele optimalisatie gaan bereiken.

Dé energiebron voor het bodemleven is koolstof uit wortelexudaten en organisch materiaal. Voldoende koolstof in de bodem ligt daarmee ten grondslag aan een gezond bodemleven. Tegenwoordig is er echter een alarmerende en wereldwijde afname van koolstof in de bodem. Intensieve voedselproductie en het toegenomen gebruik van biomassa voor andere producten dan voedsel zorgen dat minder organisch materiaal wordt teruggevoerd naar de bodem en dat de koolstofbalans negatief is. Het gevolg is bodemuitputting en, in het ergste geval, totale bodemdegradatie. Om de multifunctionaliteit van de bodem veilig te stellen voor de toekomst, of na degradatie te herstellen, moeten we de koolstofgehaltes in de bodem verhogen.

Het inzicht in het functioneren van het leven in de bodem neemt snel toe, vooral door de ontwikkeling van geavanceerde moleculaire en chemisch-analytische onderzoekstechnieken. Maar het is nog onduidelijk hoe we de voeding van dit leven, de koolstof, het best kunnen garanderen. Vragen die hier spelen zijn bijvoorbeeld: Op welke wijze kunnen we het koolstofgehalte het beste verhogen? Welke stromen van organisch materiaal zijn hiervoor het meest geschikt? Hoe beïnvloeden de kwaliteit en kwantiteit van koolstof in de bodem de verschillende ecosysteemdiensten? Kunnen we het bodemleven sturen? En kunnen we daarmee de multifunctionaliteit van de bodem optimaliseren?

Gevraagd wordt naar empirisch of theoretisch werk dat nieuwe inzichten verschaft in hoe we door het voeden van de bodem multifunctionaliteit van de bodem (gewasproductie, natuur, ziekten- en plaagonderdrukking, schoon grond- en oppervlaktewater, koolstofopslag) kunnen optimaliseren.

Beantwoordingsvorm

Het antwoord kan bestaan uit een langere studie in de vorm van een voor publicatie gereed geschrift of uit een aantal publicaties (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2020 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is), vergezeld van een voor de gelegenheid van de prijsvraag geschreven stuk dat nog niet is gepubliceerd en dat de eerdere publicaties in een ruimer wetenschappelijk kader plaatst.

Documenten

gehoorzaal

De gehoorzaal

Prijsvraag voor het jaar 2016 (gesloten)

Gevraagd wordt: een oorspronkelijke studie waarin aan de hand van Nederlands/Vlaams bronnenmateriaal gedemonstreerd wordt – met aandacht voor de Europese context – hoe de Middeleeuwen sinds de tijd van het Humanisme van invloed zijn geweest op de samenleving en culturele praktijk.

Toelichting

Het begrip medium aevum is gemunt door Petrarca in de eerste helft van de veertiende eeuw. Hij beschouwde de Middeleeuwen als een ‘tussentijd’, een donkere periode tussen zijn eigen tijd en de Klassieke Oudheid (die hem inspireerde). De bijzondere belangstelling voor de Klassieke Oudheid ontstond buiten Italië pas vanaf de late vijftiende en zestiende eeuw. Dat gebeurde onder meer op het terrein van de filosofie, historiografie, literatuur, architectuur, schilderkunst, het recht en de medische wetenschap. Humanisten namen daarbij het voortouw.
De Romantiek was de periode waarin de Middeleeuwen werden herontdekt. Als reactie op de Verlichting en de Industriële Revolutie kwamen ‘gevoel’ en ‘natuur’ op de voorgrond te staan. Napoleon riep overal in Europa nationale reflexen op, wat leidde tot een verhevigde interesse in de wortels van de ‘eigen’ beschaving, die veelal in de Middeleeuwen lagen. Vanaf de Romantiek werden de Middeleeuwen in toenemende mate ook wetenschappelijk bestudeerd. In de negentiende eeuw druppelden nieuw verworven inzichten door in het onderwijs en in boeken voor de jeugd.
Over het voortleven van de Middeleeuwen in de Romantiek is al veel geschreven, nationaal zowel als internationaal. Minder aandacht is uitgegaan naar het feit dat de Middeleeuwen in de periode daarvoor en daarna eveneens van invloed waren (en nog steeds zijn) op de samenleving en culturele praktijk, hoewel daar in het buitenland meer belangstelling voor bestaat dan in Nederland en Vlaanderen (vgl. http://www.medievalism.net/). In een tijdsgewricht waarin wetenschappers de maatschappelijke relevantie van hun onderzoek moeten aantonen (valorisatie) kan het geen kwaad de invloed van de Middeleeuwen vóór en na de Romantiek als onderzoeksvraag centraal te stellen.

Beantwoordingsvorm

De prijs zal worden toegekend aan een studie waarin aan de hand van Nederlands/Vlaams bronnenmateriaal wordt gedemonstreerd op welke wijze de Middeleeuwen sinds het Humanisme van invloed zijn geweest op de samenleving en culturele praktijk. Daarbij dient het accent te liggen op de periode voor of na de Romantiek. Het mag daarbij gaan om een of meer casus, of om een samenvattende studie (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2019 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is).

Documenten

  • De Nederlandse brochure van de Prijsvraag 2016;

gehoorzaal

De penning

Prijsvraag voor het jaar 2015 (gesloten)

Gevraagd wordt: een studie op het terrein van de emotie-geschiedenis, toegepast op een onderwerp uit de Nederlandse geschiedenis (Middeleeuwen tot heden).

Toelichting

De geschiedwetenschap heeft de afgelopen decennia vele wendingen meegemaakt, zoals de linguistic turn, de spatial turn en meer recent de emotional turn. In de emotional turn gaat het om de rol die emoties spelen in het leven en meer bijzonder om emoties als historische categorie. Achterliggende vraag is of bij emoties inderdaad sprake is van zo’n historische categorie, veranderlijk in de tijd en variërend naar plaats en omstandigheden, of dat we hier eerder te maken hebben met onveranderlijke, biologische factoren. De emotional turn manifesteert zich inmiddels over de volle breedte van het historisch-wetenschappelijke spectrum, of het nu gaat om politiek, economie of religie, huwelijk en gezin, affectieve relaties en in verband daarmee te onderscheiden ‘emotionele regimes’. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een in de tijd veranderende betekenis van gevoelens van liefde, vriendschap, jaloezie, of aan de invloed van maatschappelijke veranderingen op de ervaring van heimwee en nostalgie. Of aan de vraag in hoeverre emoties, dan wel het uiten daarvan, verschillen naar sociale laag en maatschappelijke klasse.
Deze prijsvraag vraagt een historische toepassing van de emotional turn, ervan uitgaande dat gevoelens (in beginsel) inderdaad een historische categorie vormen. Om het onderwerp enigszins te beperken vragen wij een exemplarische toepassing van de emotional turn op een onderwerp uit de Nederlandse geschiedenis (van de Middeleeuwen tot heden). Dit mag zowel een diepteboring of casus zijn uit een specifieke tijdsperiode als juist een beschouwing over een historisch-emotioneel veranderingsproces dat zich uitstrekt over langere termijn. Een zuiver theoretische of methodologische studie is niet de bedoeling. Wel wordt het op prijs gesteld als het empirische onderzoek wordt ingekaderd in een theoretische of vergelijkende context.

Beantwoordingsvorm

Het antwoord kan bestaan uit een langere studie in de vorm van een voor publicatie gereed geschrift of uit een aantal publicaties (die merendeels zijn verschenen gedurende de laatste drie jaren vóór 1 januari 2018 en waarvan de indiener de auteur of één der hoofdauteurs is), vergezeld van een voor de gelegenheid van de prijsvraag geschreven stuk dat nog niet is gepubliceerd en dat de eerdere publicaties in een ruimer wetenschappelijk kader plaatst.

Documenten

  • De Nederlandse brochure van de Prijsvraag 2015;

gehoorzaal

De gehoorzaal